Hij is vaste vrijwilliger van het team dat in november persoonlijk de uitnodigingen voor het ophalen van de hulpgoederen bij de families thuisbezorgt. In die hoedanigheid wordt Sjef Göertz keer op keer geconfronteerd met het echte Roemenië. Hij vertoeft meer dan twee weken tussen de families. Een goede manier om eens even achter de façades te kijken. Met zijn heel eigen humoristische kijk op het leven in Roemenië, weet hij daar erg smakelijk over te vertellen.
Klazien uut Iliesi.
Oktober. Herfst. De winter om de hoek.
Buiten is het waterig koud, de lucht vol virussen, gereed om alles en iedereen te enteren.
We zijn halverwege Iliesi, bij het volgende adres: ’n opaatje en ’n omaatje, 80’ers.
Voedselbonnen.
Binnen, gebruikelijk in dit jaargetijde, bloed- en bloedheet!
Blijkbaar heb ik één keer te veel gekucht, want het oude dametje komt recht tegenover me staan, boort haar ogen diep in de mijne en trekt nadenkend één wenkbrauw omhoog.
Of ’t wel goed met me gaat, vraagt ze met ’n zorgelijke blik die me vertelt dat ’t niet goed met me gaat.
Ik vraag mijn vertaalster te vertalen dat ik me kiplekker voel, vertoon m’n gezondste glimlach en laat vragen hoe het met háár gezondheid is gesteld.
Inkoppertje!
Op slag weet zij zich in de schijnwerpers. Stemmetje wordt op slag klagerig, oogopslag gekweld. En, ja hoor, – hóe vaak hebben we dit al niet meegemaakt tijdens onze rondes! – ze start ogenblikkelijk met op haar kruin, ogen, oren, keel, schouders, borst, armen, handen, maag, buik, rug, heupen, bovenbenen, knieën en voeten de plekken aan te wijzen waar haar het een en ander mankeert. ‘Vandaar, dus’, gebaart ze richting de indrukwekkende verzameling zalfjes, drankjes, poeiertjes en pilletjes op het tafeltje naast de houtkachel.
Ik vermoed dat het aantal medicijnen overeenkomt met het aantal geduide plekken.
Mijn vertaler heeft heldhaftig geprobeerd om simultaan te vertalen, maar kon het al snel niet meer bijbenen en vat tot slot samen: mevrouw voelt zich niet lekker.
Tot dan heeft opa op de rand van het bed heftig zitten knikken om de ernst van echtgenotes kwalen te onderstrepen.
Maar dan wordt ook hij omhooggetrokken en voorgeleid, en ook hier verzorgt oma het practicum.
Hoofd wordt naar beneden geduwd, trui omhooggetrokken, hemd uit de broek gehaald, mouwen opgestroopt, broekspijpen opgetild. Ook op zijn lijf worden de kwalen en ongemakken van coördinaten voorzien en breeduit toegelicht. En al met al blijven er ook bij hem maar weinig plekken over waar niet iets vreselijks over te vertellen valt.
Mijn vertaler heeft afgehaakt.
Afsluitend wordt het linker deurtje van het keukenkastje opengetrokken: ook voor opa een bonte verzameling potjes, flesjes, sachets en doosjes – ernaast ’n aangebroken pakje sigaretten.
Opa trekt gelaten z’n schouders op: ’tis zoals ‘tis.
Dan, terwijl ik toch al weer 10 minuten lang niet meer gekucht heb, herinnert oma zich weer waar het om ging.
“Máár ….” - en haar blik richt zich weer indringend op mij en haar vingertje schiet bezwerend de lucht in, ten teken dat ik het licht zal gaan zien – voor mij heeft ze iets heel bijzonders in de aanbieding. ‘Iets waar geen modern medicijn tegenop kan. Iets waar ik zeer zeker in nog kortere tijd dan ’n mum volledig van zal opknappen. Iets dat z’n fabelachtige uitwerking door de eeuwen heen heeft bewezen. Iets waarmee haar ouders en grootouders en overgrootouders wel honderd, nou ja, in ieder geval, héél oud zijn geworden.’ Hierbij wijst ze op de vergeelde zwart-wit-foto aan de muur waarop vaag zichtbaar de portretten van haar tot stof weergekeerde ouders: voor haar de ooit geleefd hebbende bewijzen, voor mij eerder een disclaimer.
Op m’n horloge tikkend probeer ik het genereuze aanbod voor te zijn.
Zonder succes.
Ze verdwijnt kwetterend achter ’n gordijn dat ’n soort voorraadkamertje afschermt, om weer te verschijnen met ’n weckpot die voor iets minder dan de helft gevuld is met ’n troebel, zo op ’t oog nog lang niet uitgegist goedje.
“Eén enkel glaasje hiervan” – wéér dat ‘let-maar-eens-op-vriend‘-vingertje – zal me goed doen, wordt me verzekerd.
M’n vertaalster vraagt of ze even het buitentoilet mag gebruiken.
Opa, de goeierd, gooit me nog ’n reddingsboei toe, voorstellend – uit weloverwogen eigenbelang vermoed ik, gezien z’n twinkelende pretoogjes – om er samen met hem een héél, héél, héél, héél klein glaasje palinka bij te nuttigen. Ik denk dat hij me probeert duidelijk te maken dat dit de indaling van oma’s wonderdrankje kort en pijnloos zal doen zijn.
Hij begrijpt m’n draaien-aan-een-autostuur-mime en dringt niet verder aan, zeker ook nu hij oma’s vernietigende blik gewaar wordt. ‘Kijk, dat is tenminste nog eens ’n verstandige vent’ knikt ze hem vinnig toe, laat het nodige koolzuur uit de weckfles ontsnappen en vult ’n borrelglaasje met het ondoorzichtige grijs-bruine spul.
Geen ontkomen aan.
Ik zie door het raam m’n vertaalster opzettelijk treuzelen om binnen te komen.
Het goedje lijkt in de verste verte niet op de gehoopte variant van ’n kruidige Jägermeister.
Ruikt vele malen erger dan afgrijselijk - naar ammoniak - wat mij meteen doet denken aan de tijd dat ik als kleine jongen thuis de konijnenhokken moest schoonmaken - en smaakt naar iets waar geen woord voor bestaat en ook niet te bedenken valt. Laat ik het anders zeggen: ik betreurde - en hield, trouwens, zowat de hele verdere ochtend niet op te betreuren - dat ik opa’s aanbod had afgeslagen.
Ik voorvoel dat m’n darmflora hier niet blij van gaat worden.
De rest is geschiedenis!
Terwijl volgens ’n recent IPSOS-onderzoek ca 18% van de Roemeense bevolking in geval van ziekte zo lang mogelijk helemaal niks doet en wacht tot alles vanzelf is uitgeziekt en ca 65% al bij het minste en geringste ongerief hun volledige ziel en zaligheid aan de farmaceutische industrie toevertrouwen, neemt ca 17% eerst en vooral z’n toevlucht tot zelfgemaakte, van generatie op generatie doorgegeven doe-het-zelf-brouwseltjes.
In de loop der jaren maakte ik er tijdens m’n veelvuldige bezoekjes al her en der kennis mee. Tekst en uitleg leerde me dat wij ’n groot aantal van die huismiddeltjes hier in Nederland ook wel kennen.
- Zoals thee, getrokken van uien en walnootschilletjes, met of zonder een lepel honing erdoor. Niet lekker, maar wel ‘n probaat middel tegen vervelende hoest en een zere keel. Ook míjn moeder paste het wel eens toe, maar dan zonder walnootschilletjes.
- Van knoflook is bekend dat het uitermate geschikt is om vampiers buiten de deur te houden en dat het ook nog eens goed is voor je immuunsysteem en dat gesmoorde-kippedijtjes-met-veertig-teentjes-knoflook dus niet alleen heel erg lekker, maar ook supergezond zijn.
Maar dat succes verzekerd is wanneer je in geval van oorontsteking in ieder oor ’n gepeld teentje knoflook steekt, nee, dat wist ik niet.
- Hevige verkoudheid? Dan natuurlijk citroen in hete grogs. Of Glühwein – maar dan mét palinka en héél veel kaneel. Of ’n hete mix van melk, rauw ei en suiker. Naar verluidt is dat laatste voor veel Roemeense kindertjes dé favoriete reden om zo lang mogelijk snotverkouden te blijven.
- In geval van hoge koorts word je aanbevolen om een hele nacht lang wollen sokken, gedrenkt in warme azijn en/of gevuld met aardappelschijfjes, aan te houden. Interessant: in sommige streken zweren ze bij palinka, boven azijn.
- Hoesten? Koorts? Barstende hoofdpijn? Wikkel dunne schijfjes aardappel in een theedoek en leg die op je borst of rond je hals. De theedoek vullen met drooggekookte maïspap (mamaliga) helpt ook.
- Mochten je voeten gezwollen zijn, wordt aanbevolen die ‘n poosje in witte kool-bladeren te wikkelen (die dan, zodra de klachten zijn verdwenen, weer kunnen worden gebruikt voor de sarmale, de in koolbladeren gewikkelde rijst-met-gehakt-rolletjes, óf, fijngesneden-met-wat-zout-en-azijn, worden vergist tot kaposzta, onze zuurkool, zeer goed bruikbaar tegen scheurbuik).
- Voor het overige zie ik overal, om kuchjes en snotneuzen, brandend maagzuur, hoofdpijn, koorts en misselijkheid, etc., tegen te gaan, de ook bij ons bekende heilzame plantaardigheden, bloemetjes en vruchtjes, in theetjes en smeerseltjes verwerkt: tijm, oregaan, valeriaan, smalle weegbree, lindebloesem, kamille, denneknopjes, rozebottels, sleedoornbessen, al of niet gemengd met wat duivenpoep of konijnenkeuteltjes.
- Eieren en broodkorstjes dragen weer op ’n andere manier bij aan ’s mensen welbehagen.
Tikt ’n Roemeen een ei in de pan en verschijnen er twee eidooiers in plaats van één, betekent dit dat iemand in zijn omgeving ’n tweeling zal gaan krijgen – pech voor diegene, die op één kind had ingezet, geluk voor jou want én twee eierdooiers én géén tweeling - . En wat de broodkorstjes betreft: heel wat Roemenen geloven dat wanneer je alle korstjes van je boterhammen opeet, je een goede relatie zal krijgen met je schoonmoeder. Ach, ‘t is maar waar je voor wilt gaan.
Oma intussen ruikt geloof en vertrouwen in haar recept en draait enthousiast de deksel weer van de pot voor een tweede shot. Ik geef resoluut te kennen dat ik ’t bij dit ene sipje wens te houden, ontwaar, in volgorde, onbegrip, teleurstelling en lichte verontwaardiging, bedank haar nogmaals voor haar aan hondsdolheid grenzende zorgzaamheid en haast me richting de deur, die m’n vertaalster al voor me heeft opengedaan.
Achter me voel ik oma’s ‘eigen-schuld-dikke-bult-maar-niettemin-bedankt-voor-de-voedselbonnen’-blik en ontwaar, opa passerend, diens ‘palinka-aanbod-geldt-nog-steeds’-knikje.
Hoezeer ’t me ook aan ’t hart gaat, ik moet hem en mezelf teleurstellen.
P.S.
Terwijl ik nu, ca 5 maanden later, van alle kanten word belaagd door het corona-virus, denk ik nog vaak aan die twee oudjes! Heb tevens, in het benauwende besef dat ik vanwege m’n leeftijd behoor tot een omvangrijke risicogroep, nog even de truc met die sokken overwogen. Maar ja, als je die van je vrouw niet in bed aan mag houden, houdt alles op natuurlijk.
Rest enkel gelatenheid en bange afwachting.
Een geluk: ik heb nog ’n klein voorraadje palinka – Silva-palinka, de beste.
Werkt daar altijd prima, dus waarom niet ook hier!