van Sjef Goërtz
Hij is vaste vrijwilliger van het team dat in november persoonlijk de uitnodigingen voor het ophalen van de hulpgoederen bij de families thuisbezorgt. In die hoedanigheid wordt Sjef Goërtz keer op keer geconfronteerd met het echte Roemenië. Hij vertoeft meer dan twee weken tussen de families. Een goede manier om eens even achter de façades te kijken. Met zijn heel eigen humoristische kijk op het leven in Roemenië, weet hij daar erg smakelijk over te vertellen.
FUMATUL INTERZIS
(VERBODEN TE ROKEN)
Het zit er op voor vandaag.
Heb nog wel een paar adressen te gaan in de Lunga (de Langestraat), maar het wordt me te donker.
Ik besluit dat ik mezelf een biertje mag gaan gunnen in de Zöld Béka (De Groene Kikker), het houten barretje naast Szarvas Pizza (Pizzeria het Hert).
Buiten, onder het afdak, zijn alle banken bezet.
Ons-kent-ons-ouwe-jongens-krentenbrood-gezelschap.
Boven ’n houtvuurtje aan ’n driepoot ’n grote ketel met goulash.
Er wordt stevig ingenomen, uit volle borst gezongen, massaal veelvuldig geproost.
Deelnemers aan de kaartwedstrijd van vanavond, vertelt de bardame me, terwijl ze nieuwe kratjes bier op de lange houten tafels schuift.
Binnen, ‘n dozijn losse gasten, deels tegen en op de gokkasten, deels tegen en op de toog geleund. De enige die zit, aan één van de tafeltjes, is ‘n oudere heer. Bewegingloos. Strak voor zich uitkijkend. Blik gefixeerd op één punt op de muur tegenover hem. Leeg glas voor zich.
Ik voeg me bij de staanders, aan de zijkant van de bar.
Ik heb m’n biertje amper besteld of de zijdeur zwaait open. Welgeteld vijftien Roma – allen mannen – stromen het etablissement binnen. Gelet op hun breedgerande zwarte hoeden, glimmend-zwart-gepoetste schoenen, ruim vallende zwarte broeken, slobberige zwarte jasjes, ver openstaande zijden overhemden en forse snorren zijn het zo goed als zeker Gabori-in-goeden-doen.
Voorop een stelletje jonge kerels, met veel branie en bravoure uitdagend om zich heen kijkend. Daarachter wat middelbaren. In de staart ‘n drietal echte senioren, druk met elkaar in gesprek en, anders dan de kop van de processie, totaal niet geïnteresseerd in hun omgeving.
Speciaal voor de drie senioren wordt een stel tafeltjes en stoelen bijeen geschoven en één van de jongste lefgozers plaatst luidruchtig de bestelling: flessen bier, flessen whisky en ‘n paar flessen palinka. Meteen wordt er een royale aanbetaling gedaan door, voor een ieder goed zichtbaar, een uit ’n grote, dik-gevulde leren portefeuille gegrepen pakketje flappen showpikkerig-nonchalant op de toonbank te smijten. Laat de rest maar zitten, zegt het minzame handgebaar.
De bardame lijkt niet onder de indruk, incasseert eveneens zo achteloos mogelijk en heeft snel berekend dat de tot dan toe toch al niet slechte omzet bij dezen is verdrievoudigd.
Haar lucky day!
Voor mij misschien stof voor ’n stukje!
Terwijl het jonge spul zich in rap tempo vol laat lopen en vindt dat het zich, in woord en gebaar, steeds stoerder en luidruchtiger moet gaan uiten – niet alleen tegenover de andere aanwezigen, maar ook, en ogenschijnlijk eerder nog, tegenover elkaar – , vervolgen de oudere mannen – hoedranden tegen elkaar - hun intieme gesprek.
Het moet wel een serieus en belangrijk onderwerp betreffen, want regelmatig wordt tussendoor met iemand uit de kring om hen heen achter de hand overlegd.
Zitten hier misschien de kopstukken uit de goud- en zilverbranche bijeen om geheime kartelafspraken te maken?
Wordt hier misschien een huwelijk geregeld en wordt onderhandeld over de prijs van bruid of bruidegom - en zitten hier hun beider vaders en ooms in conclaaf, terwijl broers steeds luidruchtiger elkaar lopen uit te dagen?
Of komt hier misschien een langjarig slepend conflict tussen twee families eindelijk tot ‘n eind – en zit hier, behalve de twee familie-oudsten, de regionale bulibasha aan tafel om tot slot een partijen bindend oordeel te vellen?
Wie zal ’t zeggen. Oost-west, mij-best!
Het valt me wél op dat ik niet één lid van het gezelschap ook maar in de verste verte van gezicht ken.
Volgens mij zijn het geen lokalo’s.
Ik draai me om en probeer mijn goede vriend, de postbode - wandelend bevolkingsregister - te bellen: of-ie even naar de Groene Kikker wil komen om met mij mee te kijken. Maar die neemt niet op.
Dan maar een tweede glas bestellen, het ledigen zo lang mogelijk rekken, me iets verder naar achteren opstellen nu ik merk dat ik in ’t oog loop.
De sfeer in het groepje youngsters verandert in rap tempo.
Het verbale gesnoef en getrommel op de borst wordt fysieker. Er wordt nu ook geduwd en getrokken. Een tafeltje en ‘n stoeltje gaan al tegen de vlakte. Bierflesjes gaan aan diggelen.
De bardame probeert zo min mogelijk te kijken en begint – zenuwen? - de glazen nóg maar ’n keer te spoelen.
Een enkele kaarter steekt nieuwsgierig z’n neus om de hoek en wordt onmiddellijk door haar bijgepraat. Zijn korte briefing op het buitenterras doet de rest: ’n klupje kompanen – duidelijk de potigste - komt naar binnen en stelt zich demonstratief op achter de bar.
De sfeer wordt me nu iets te grimmig. Ik voorvoel wat ik al vaker heb meegemaakt: komen zigeuners en niet-zigeuners in één ruimte samen, houdt de kleinste groep zich in de regel wijselijkheidshalve gedeisd; maar zijn de twee kampen getalsmatig in evenwicht, komt het zo goed als zeker tot een stevige knokpartij.
Ik besluit om me verder terug te trekken.
Niet meer nodig, zo blijkt, want het ongelooflijke gebeurt!
De bardame, zich verzekerd voelend van voldoende rugdekking, stapt dapper naar voren, ontwijkt de één na de andere branieschopper die haar provocerend de weg probeert te versperren, slalomt naar het midden van de cirkel en voegt de drie oudsten iets toe.
Die kijken eerst hoogst verbaasd op, kijken elkaar even aan en wenden zich als één man tot hun manschappen, die op commando verstommen, tegelijk - zonder enig gemor - opstaan, stuk voor stuk de bardame netjes een hand geven (huh???) en vervolgens, nog even naar de lieden achter de bar wuivend, keurig achter elkaar door de zijdeur het etablissement verlaten.
Binnen 1 minuut zijn ze vertrokken! (Met drie gloednieuwe BMW’s, hoorde ik later.)
Nog nooit heb ik een doek zo geruisloos horen vallen!
Eerder verrast dan opgelucht steek ik een sigaret op en knik de terugkerende bardame bewonderend toe.
Die glimlacht tevreden, beweegt dan haar vinger misprijzend heen en weer en wijst naar de grote sticker boven m’n hoofd: VERBODEN TE ROKEN!
Ik lach besmuikt en doof gehoorzaam m’n peuk, maar kan toch niet nalaten te wijzen op die oudere heer daar, die, zittend aan één van de tafeltjes, met nog steeds dat lege glas voor zich en nog steeds strak voor zich uitkijkend, blik gefixeerd op één punt op de muur tegenover hem, in de afgelopen drie kwartier al vier keer een sigaret heeft opgestoken.
En hij dan ….?
“Jáááaa ….” krijg ik in gebrekkig Engels te horen “… maar die is al sinds we hem kennen hartstikke blind! Dús heeft die het bord boven de tapkast nog nooit kunnen zien. Dus geldt het verbod voor hem niet! Dús!”.
Ik heb hiertegen geen verweer.
Maar wél stof voor een stukje!
“BAD CLOTHES”
We zijn in het huisje van een hoogbejaard stel.
Zij is slecht ter been, heeft last van spataders, heeft hoge bloeddruk, is kortademig, - wijst met haar vinger naar zowat alle plekken op haar magere lijf waar organen verborgen kunnen zitten - is “hiér ziek, en hiér, hiér en hiér, en, o ja, ook nog dáár en dáár”.
Hij, broodmager, lijkbleek, ligt op de bedbank, want is al enige tijd immobiel en incontinent, gevolg van een mislukte prostaatoperatie.
De vrouw herhaalt keer op keer dat zij en haar man het heel zwaar hebben en veel geld kwijt zijn aan medicijnen.
Ik vraag M., vertaalster voor die dag, de vrouw te vragen naar de kleding- en schoenmaten en in het bijzonder naar waaraan zij en haar man het meest behoefte hebben en dit te noteren, zodat het Nederlandse pakketgezin kan worden geïnformeerd.
Onderwijl maak ik wat foto’s van de batterij pillendoosjes en –potjes op het kastje: 19 verschillende!
Eenmaal weer buiten vraag ik M. haar notities te mogen inzien en lees onder de rubriek “behoeften”, dat ze vragen om “bad clothes”.
“Bad clothes?”, vraag ik verbaasd.
“Nou,” licht ze toe “je hebt toch zélf gezien hoe die man er bij lag en je hebt toch zélf gehoord dat hij incontinent is?”
Op dat moment valt bij mij het kwartje: ze bedoelt niet “bad clothes”: slechte kleren, maar “bedclothes”: beddengoed!
Ze kan er zelf om lachen.
Er zijn ook in Sovata e.o. tegenwoordig nogal wat mensen, vooral jongere, die een aardig tot heel goed mondje Engels spreken. De één geleerd op de middelbare school, de ander geleerd middels kijkend luisteren naar Hongaars of Roemeens ondertitelde Engelstalige programma’s en films op tv.
Sommigen zien zelfs verlangend uit naar onze komst, om weer twee weken lang met ons te kunnen oefenen. Aan leergierigheid ontbreekt het hun allerminst.
Ik heb me, uitgenodigd voor ’n etentje, ooit eens een hele avond lang voor praktijkles uitgeleend door, simultaan, met de heer des huizes, omdat hij z’n Duits wilde oefenen, Duits te spreken, met z’n vrouw, lerares Frans, op haar uitdrukkelijke verzoek Frans, en met z’n dochter, omdat zij d’r Engels wilde praktiseren, Engels.
Was na afloop compleet gesloopt; kon me op weg naar huis totaal niet meer herinneren óf ik überhaupt gegeten had.
Wij, op onze beurt, zijn maar wat blij met hun Engels, want het maakt ‘t ons mogelijk van hen iets van hun verrekt moeilijk, welhaast onmogelijk te leren Hongaars aan te leren.
Omdat het Hongaars tot een aparte talenstam, de Fins-Oegrische, behoort is het voor ons, vertrouwd met de Germaanse en de Romaanse/Latijnse talenfamilies, een haast onmogelijke klus om die taal onder de pet te krijgen. Wij herkennen er werkelijk geen enkel woord in! De enige manier om er vat op te krijgen is er een fors aantal jaren voor vrij te maken en in die periode badkamerspiegel, binnendeuren, keukenkastjes en, niet te vergeten, de wc-deur – een bij uitstek geschikte studieplek bij grote boodschappen! - stelselmatig vol te hangen met “geeltjes” met daarop de voor de eerstvolgende fase in het hoofd te stampen Hongaarse woorden voor “fietspomp”, “gehaktballendiëet” en “hoedenplank” en handige zinnetjes als ”waar ligt de afstandbediening”, “verkoopt u ook muizenmeppers” en “mijn ukelele verblijft momenteel bij de lommerd”.
Zelfs ingeval van aan hondsdolheid grenzende vasthoudendheid zou het jaren en jaren duren vooraleer je er op uit kunt met de zekerheid dat je, in het voorkomende geval, zonder te stotteren in de winkel kunt zeggen: “Mijn tennisracket dient geheel opnieuw besnaard te worden. Gaat dat nog lukken vóór morgen, denkt u? Want morgen heb ik tapdance-les, ziet u.”
(U houdt het misschien voor onmogelijk, maar ik ken iemand van dichtbij, die dit stadium bijna bereikt heeft!)
Het mag, trouwens, in dit verband best wel eens gezegd worden, dat het ieder van ons, de lopersgroep, inmiddels gelukt is om aardig wat woorden en zinnetjes praktisch-spreek-Hongaars paraat te hebben.
We zijn inmiddels zo ver dat we één iemand elke ochtend met ’n gerust hart alléén naar de bakker kunnen sturen, aan ‘n ander de leiding kunnen overlaten wanneer ‘n auto aangeduwd moet worden, weer een ander de menukaart van Kicsi Gomba accentloos kunnen laten voorlezen.
En ieder nét genoeg Hongaars is samen best veel!
Grappig is te ervaren, dat de Roemenen die een voldoende aantal Engelse woorden en zinnen van horen-spreken hebben geleerd deze niet of nauwelijks weten te schrijven. Zij lossen dit probleem weliswaar heel simpel op door alles fonetisch zo Engels mogelijk neer te pennen of in te tikken, maar dat geeft vaak aanleiding tot opperste, veelal hilarische verwarringen.
Zo weet ik nooit zeker of mijn goede vriend, de postbode, met “he” ook werkelijk een “hij” bedoelt en met “she” een “zij”, want hij gebruikt beide persoonlijke voornaamwoorden hoe het ‘m op dat moment uit komt. (Het ís trouwens voor elke Hongaar best lastig, want het Hongaars heeft maar één woord voor zowel “hij” als “zij”: ön.)
Helemaal verwarrend wordt het wanneer hij beide voornaamwoorden willekeurig gebruikt wanneer hij het heeft over “my friend”.
S., met wie ik regelmatig contact heb via Messenger, maakt er soms een onderhoudend puzzelwerkje van: schrijft “day” wanneer-ie “they” bedoelt, “inove” voor “enough”, “bye” voor “buy”, “hurt” voor “heard”, enz. Een hoogst enkele keer merk ik dat-ie de moeite heeft genomen Google Translate te gebruiken.
Hoe dan ook: we komen er altijd wel uit!
“SCHELPENVISSERS VERDACHT VAN FRAUDE”
Die kwam in eerste instantie hard binnen, die kop in de VK.
Toch niet wéér hè, was m’n eerste gedachte! Hadden we Rochdale, Vestia en die Roermondse wethouder eindelijk achter de rug en waren we inmiddels gestart een deugdzaam kabinet in elkaar te sleutelen, gebeurde er dit!
Een tweetal bedrijven had stiekem schelpjes opgezogen uit de geulen tussen de Waddeneilanden en niet uit de Noordzee zoals hun vergunning voorschreef.
Wat moest ik hier nou weer van vinden?
Had nèt nog uit Roemenië voor de zoveelste keer nieuws vernomen van toenemende illegale houtkap-op-grote-schaal in de Fagaras-regio en van oud-ministers en rechters die wegens corrupte praktijken voor de rechtbank waren gedaagd!
Nee, vergeleken met wat er in Roemenië sinds december 1989 allemaal gebeurde en nog steeds gebeurt, kon dit met die schelpjes alleen maar héél erg klein bier genoemd worden, vond ik.
Van schelpjes zou de Europese Commissie écht niet wakker gaan liggen. Zou op het vlak van de internationale betrekkingen geen schade gaan opleveren.
Trouwens, welke buitenlandse krant zou zich voor het illegaal en onheus bejegenen van schelpjes interesseren.
Nee, nee, hier zouden we ongetwijfeld goed mee weg komen.
Dat is in Roemenië wel effe andere koek!
Volgens de berichten werden in het afgelopen jaar bijna 1300 (!) mensen door de openbare aanklagers van het Anti Corruptie Parket (DNA) en van het Openbaar Ministerie voor de rechter gedaagd. Daaronder 3 ministers, 6 senaatsleden, 11 gedeputeerden, 47 burgemeesters, 16 strafrechters en officieren-van-justitie en 21 managers van staatbedrijven.
Ongeveer 880 van de aangeklaagden werden ook daadwerkelijk schuldig bevonden en veroordeeld; daaronder 1 minister, 1 senator, 7 gedeputeerden en 28 burgemeesters.
Bijna de helft van de veroordeelden – ca. 425 personen! – moesten de gevangenis in, de rest kreeg geldboetes opgelegd of werd met onmiddellijke ingang uit hun functie ontheven.
Echt spannend werd het eind januari/begin februari van dit jaar, toen de sinds december 2016 aangetreden regering sneaky wijzigingen van het Strafrecht en Strafprocesrecht er door wilde drukken: bij decreet – dus buiten het Parlement om!
De wijzigingen behelsden het verlenen van gratie aan gedetineerden die een celstraf van minder dan vijf jaar opgelegd hadden gekregen en het verlagen en schrappen uit het Wetboek van bepaalde straffen, waaronder in het bijzonder die voor machtsmisbruik: gevallen waarbij de schade door machtsmisbruik onder de € 45.000,= bleef zouden niet meer onder het Strafrecht vallen.
Het voorstel zorgde voor hevige verontwaardiging onder de bevolking. Men vond dat de wijzigingen er wel érg expliciet op gericht waren om corrupte politici en andere staatsofficials te bevoordelen. Graaien in de staatskas zou legaal worden, mits zij het niet al te gek zouden maken.
Meteen nadat de truc van de regering was uitgelekt, gingen in Cluj en in Boekarest zo’n 30.000 mensen de straat op om fel te protesteren.
Vier dagen later was dat al aangegroeid tot zo’n 250.000 betogers, verschenen er spectaculaire filmpjes van de protesterende mensenmassa’s op het Plein van de Overwinning in Boekarest op YouTube en FaceBook en werd er uitvoerig over bericht in buitenlandse kranten en op buitenlandse zenders.
Gesproken werd over “de grootste anti-regeringsbetogingen sinds december 1989!”
Werd toen – alweer bijna 30 jaar geleden - gedemonstreerd met ’n spandoek met het opschrift “Onze kinderen zullen vrij zijn”, stond nu op ’n spandoek de tekst “De kinderen van de revolutie staan hier”. De geest was wederom uit de fles.
Twee dagen daarna kon de regering niet anders dan de verordening intrekken.
“Deze slag hebben we gewonnen, niet de oorlog” sprak één van de betogers.
Dat belooft nog wat!
Het is plezierig te zien dat in Roemenië de strijd tegen corruptie, fraude, witwassen, omkoping, meineed, ambtsmisbruik, etc., hoe moeizaam ook, gaandeweg steeds succesvoller wordt.
Toch zal het nog lang gaan duren, vrees ik, voordat dit fenomeen nagenoeg geheel uitgeroeid zal zijn.
Zeker als ‘n mentaliteit blijft bestaan als in navolgend geval beschreven:
Een rechter ontbiedt twee opponerende advocaten op z’n kamer.
“Heren, de reden waarom ik u beiden wil spreken is dat u geprobeerd heeft mij om te kopen.
U, mijnheer A., heeft mij € 15.000,= toegestopt, en u, mijnheer B., gaf mij € 10.000,= .”
Vervolgens staat hij op uit z’n zetel, overhandigt aan mijnheer A. een cheque van € 5.000,= , neemt weer plaats en vervolgt:
“Welnu, u staat nu beide weer gelijk en ik kan voor m’n uitspraak in de aangespannen rechtszaak me weer enkel gaan baseren op de feiten”.
(ontleend aan: Plato and a Platypus walk into a bar … van Cathcart & Klein; Penguin Book.)
KOMT EEN MAN BIJ DE DOKTER …..
Corruptie en machtsmisbruik tieren niet alleen in de politiek en binnen het overheidsapparaat zeer welig. Ook in de sector van de gezondheidszorg lusten ze er pap van.
Bij aanbestedingen van nieuwe ziekenhuizen en nieuwe ziekenhuisapparatuur, miljoenenopdrachten, schijnen illegale commissies van 10 tot 20% van de contractprijs nog steeds heel gewoon gevonden te worden.
Artsen-specialisten in ziekenhuizen en klinieken vragen nog steeds, zonder enige scrupules, om een extra envelop-met-inhoud vooraleer ze zich bereid verklaren ‘n noodzakelijke bijzondere ingreep – bijvoorbeeld ‘n keizersnede - uit te voeren.
In midden-Roemenië werd ’n arts gearresteerd, nadat hij was betrapt op het aannemen van een recordaantal steekpenningen op één enkele dag: 19 (in totaal ca. 8.500 RON, zeg ca. € 1.900,=). Zijn cliënten waren mensen die vanwege ernstige ziekte vervroegd gepensioneerd waren en die voor verlenging van hun pensioenuitkering ’n nieuw medisch attest nodig hadden. Alléén als iemand er vooraf voor tekende een bedrag extra te zullen doneren, was hij bereid dit attest af te geven.
In zuidwest-Roemenië werd in dezelfde periode een collega-keuringsarts in de kraag gegrepen, die het wel héél efficiënt georganiseerd had. Hij leverde eveneens tegen betaling arbeidsongeschiktheidsverklaringen.
Op het punt van cashen vestigde deze corrupto ‘n snelheidsrecord: 10 gevulde envelopjes binnen 1 minuut! Op beelden van ’n in z’n kantoor opgehangen verborgen camera was te zien hoe z’n cliënten één voor één z’n kantoor binnenkwamen, uit binnenzak of plastic tasje een enveloppe tevoorschijn haalden, dit aan de arts aanreikten – die alles rap in z’n bureaulade liet verdwijnen – , hun keuringsrapport in ontvangst namen en rechtsomkeer maakten. Dit alles zonder dat arts noch cliënt ook maar één woord wisselden! Ik zou het niet geloofd hebben als ik de opnames niet zelf op YouTube had gezien.
In z’n woning werd meer dan € 100.000,= aan contanten gevonden plus ’n kasboek, waaruit viel op te maken dat hij ook nog eens € 300.000,= op een Zwitserse bankrekening had staan.
De man werd veroordeeld voor 291 bewezen gevallen van corrupt handelen tot een gevangenisstraf van 3 jaar.
Van dichterbij huis is het verhaal van P. die een x-bedrag in iemands borstzakje moest stoppen, toen hij z’n vrouw op de kraamafdeling wat te eten wilde brengen.
Kunnen wij ons niet voorstellen, tóch?
Dat je je vrouw in het ziekenhuis zelf eten moet gaan brengen!
“Welcome to Romania, where the trees are made of wood, where the mountains stick out of the ground and where the sheep seldom wear spectacles”
(Uit: Bavarian Restaurant van Monty Python).
Boeiend volkje, die Roemenen.
<